De Michaelkerk
Van het ontstaan en de bouwgeschiedenis van deze kerk zijn geen geschreven bronnen voorhanden. De kerk werd vermoedelijk in de 13e eeuw gebouwd. In 1371 komt Mensingeweer samen met Maarslag als parochie voor. Het was aanvankelijk een eenvoudige zaalkerk met rechte koorsluiting waar tot de Reformatie Rooms Katholieke erediensten werden gehouden.
De kerk is gemetseld in een groot formaat kloostermoppen die aan het oog worden onttrokken door een vlakke wit geschilderde bepleistering die in 1842 is aangebracht. Alleen op de eerste verdieping van de toren is nog een fragment zichtbaar van het originele metselwerk in de vorm van gemetselde blindnissen met daarin siermetselwerk.
De kerk heeft een eenvoudige vurenhouten sporenkap die is aangebracht in de eerste helft van de 18e eeuw. De kerk en toren zijn gedekt met blauw geglazuurde Oudhollandse dakpannen. Vermoedelijk is bij het aanbrengen van de nieuwe kapconstructie de hele kerk ingrijpend verbouwd. De aan de buitenzijde van het gebouw aangebrachte bepleistering is vermoedelijk even oud als de kap. Ook het houten tongewelf, waarmee de kerkruimte wordt overdekt lijkt uit dezelfde tijd te stammen. Het tongewelf is vermoedelijk in de plaats gekomen van een vlakke houten zoldering. Dergelijke vlakke zolderingen werden vaak aangebracht bij kerkgebouwen, die geen gemetselde gewelven hadden. Of deze kerk ooit stenen gewelven heeft gehad is onbekend.
In de kerkdienst van 30 oktober 1955 kreeg deze kerk de naam Michaëlskerk. Ds. W. Vos preekte in die dienst over Psalm 124:1. Dat deze kerk aan de aartsengel Michaël werd gewijd kwam doordat het leven van deze gemeente er eentje is geweest van een zware strijd tegen de ondergang. De aartsengel Michaël heeft een rol gespeeld bij de strijd van het Christendom tegen het Germaanse heidendom.
Iets over het interieur van de kerk
Onder de banken zijn houten vloeren aangebracht, terwijl in het middenpad en binnen de dooptuin plavuizen liggen. Er liggen ook een aantal grafzerken in het middenpad.
De wanden van de kerk zijn aan de binnenzijde afgewerkt met een witpleisterlaag, die talloze malen is overgewit. Een dergelijke wandafwerking kan inmiddels een bijzonderheid worden genoemd, omdat bij de restauratiegolf van 1960-1980 vrijwel alle originele en daarna overgewitte pleisterlagen uit de Groninger kerken zijn verdwenen. Het is mogelijk dat onder de kalklagen zich nog een aantal middeleeuwse muurschilderingen bevindt.
De kerktoren en de klok
De toren werd aan het eind van de 17e of in de 18e eeuw gebouwd en staat aan de westkant van de kerk. Een exacte datering is moeilijk te geven omdat de deze niet in een specifieke bouwstijl is opgetrokken. De toren is gemetseld in een steenformaat van 14.5 x 9 x 19 cm. Dit formaat werd in de tweede helft van de 17e eeuw en de hele 18e eeuw sporadisch gebakken in deze omgeving.In de toren hangt een luidklok, die in 1947 werd gegoten door de firma Van Bergen in Heiligerlee. Deze klok kwam in de plaats van een uit 1894 stammende klok, die in 1943 was geroofd door de Duitsers. De oude klok had het opschrift: "Hergoten door A.H. en U.J. van Bergen Heiligerlee 1894" en was voorzien van het wapen van het koninkrijk der Nederlanden. De klok werd hergoten met materiaal dat afkomstig was van een uit 1624 stammende klok.
De komst van het Arp Schnitgerorgel
In het begin van de 20ste eeuw werd op de gaanderij aan de westzijde van de kerk een orgeltje geplaatst. Het orgel heeft een typische renaissancevorm en is afkomstig uit de nabijgelegen kerk van Pieterburen alwaar het in 1703 werd gebouwd door de bekende orgelbouwer Arp Schnitger. In 1771 restaureerde Hinsz het instrument en in 1867 Lohman. Het veelvuldig toegepaste zeer fraaie houtsnijwerk is vervaardigd door Jan de Rijk, een bekende schrijnwerker uit de stad Groningen. In 1901 werd het instrument overgebracht naar Mensingeweer omdat men in Pieterburen uitgekeken was geraakt op het instrument. Het werd in Mensingeweer geplaatst door W.K. Beukema.Restauratie van het orgel
Vanaf 1995 is adviseur Stef Tuinstra betrokken bij de restauratieplannen van dit orgel. Het zal uiteindelijk duren tot 2009 voordat er een begin wordt gemaakt met een daadwerkelijke restauratie. Uitgangspunt daarbij is de dispositie van Lohman in 1867. Orgelmakerij Mense Ruiter is verantwoordelijk voor de restauratie.De orgelkas is gerepareerd en de krimpnaden zijn hersteld. Het snijwerk is gerestaureerd en waar nodig aangevuld door houtsnijder Tico Top uit Kruisweg. De oude verflagen op de orgelkast en het snijwerk zijn verwijderd door Martens Schildersbedrijf v.o.f. uit Zuidwolde. Bij de claviatuur, die in 1772 nieuw gemaakt was, vroeg met name een nieuw te ontwerpen bekleding van de bakstukken de nodige aandacht. Het intarsiawerk (ebben-, mahonie-, palmhout en oud ivoor) is uitgevoerd door Top. Het celluloid van de ondertoetsen heeft plaats gemaakt voor mammoet-ivoor. De frontons werden gemaakt van palmhout. De registeropschriften zijn gerestaureerd door Helmer Hut uit Beerta. Tevens is er een nieuwe orgelbank gemaakt. De bank die Schnitger heeft geleverd voor Pieterburen, is niet samen met het orgel overgebracht naar Mensingeweer. Het bankje uit 1901, voorzien van rugleuning en thans dienstdoende als hulpbankje in de kerkenraadskamer, maakte plaats voor een bank naar het voorbeeld van Uithuizermeeden.
Alle mechaniek is integraal hersteld. Van de speelmechaniek moest alle messingdraad- en stiftwerk worden vervangen. Bij de registermechaniek zijn uitgesleten gaten gepropt, waarin nieuwe gaten werden geboord. De windlade werd geheel gerestaureerd; de ventielveren van Lohman zijn daarbij gehandhaafd. Het pijpwerk is nagezien en waar nodig hersteld. De frontpijpen zijn ontdaan van de aluminiumverf en na herstel voorzien van tinfolie. De labia zijn verguld door L. Muller uit Zuidhorn. Vele stevels van de Trompet moesten opnieuw worden verlijmd. Ook zijn enkele bekers in het verleden afgeknipt; deze zijn bij deze restauratie verlengd. Op de stevel na was de pijp e1 verdwenen, alsmede de keel en de tong. Deze zijn nieuw bijgemaakt.
Het instrument is op 1 april 2011 feestelijk in gebruik genomen.